Escharen, zoals ik het kende....

In de Esterse Minpers van maart 1999, schrijft Harrie Opsteegh voor de rubriek ' Ik geef de pen aan...', een artikel met de titel: 'Escharen, zoals ik het kende...'. 

In overleg met Harrie, staat dit verhaal met zijn jeugdherinneringen hier, zoals het toentertijd in de Minipers stond, weergegeven. In de toekomst schrijft hij wellicht nog een aanvulling, zo laat hij ons weten.


1949: Toon en Anna Opsteegh met kinderen: Ria, Toon jr., Mientje, Harrie en Henk.

 

Op 14 oktober 1948 ben ik geboren in Escharen op Zanddijk nr. 9 (destijds). Dit is het huis, waar nu familie Schenkels woont. Ik ben het vijfde kind van Toon Opsteegh en Anna Fleuren. In 1956 verhuisden we naar het oude gemeentehuis. Het huis waar ik nu nog woon, samen met mijn vrouw Tonnie en mijn zoons Robert en Marcel.

Als kind heb ik genoten van veel dingen in Escharen, die helaas niet meer bestaan.
Spelen rondom de molen op de molendijk. Spelen in het struikgewas langs de Zanddijk. Vele hutten hebben we gebouwd. Samen met de jongens van Hent Willems en Grad van Boekel speelden we boef en ‘pliesie’ (politie). Hele kampementen hebben we gemaakt. We maakten onze eigen wapens, zoals pijl en boog, de katapult of de proppenschieter. Vaak ook gingen we naar de Hei of het Broek. Daar konden we ons naar hartelust uitleven. Wat was dat toch een mooie tijd in een rustig en zeer landelijk Escharen.

 

 

Ook op de boerderij was vanalles te beleven. Bij Frans Spanjers, op de hoek van de Zanddijk en de Beeerschemaasweg, stonden vaak grote hooimijten. Daar kon je uren in spelen. Ooit was daar een een Duitse jongen op bezoek. Hij heette Claus. Hoe zou het met hem zijn?
Tien, de zoon van Frans Spanjers, was onze beste vriend. Hij was altijd wel ergens op de boerderij aan het werken, maar altijd had hij aandacht voor ons en soms mochten we hem helpen met mangels snijden of iets dergelijks.

Bij Spanjers werden vroeger de koeien nog ontdaan van ongedierte met behulp van gas. De koeien werden in een houten barak gedreven. De kop werd door een gat naar buiten gestoken en nadat alles goed was afgesloten, werd de barak gevuld met gas. De stank van gas, dat achter bleef in de barak, denk ik soms nog te ruiken.

Ook werd er bij Spanjers achter in de tuin vlees gerookt. In een diepe afgedekte kuil was een berg houtzaagsel opgeslagen, waarboven het vlees werd gehangen. Het houtzaagsel werd dan aangestookt. Daardoor ontstond een enorme rookontwikkeling. Voor ons kinderen was het een spelletje om zo lang mogelijk in die kuil te blijven. Met betraande ogen en hoestend en proestend kwamen we dan naar buiten.

 

De smid in Esteren was mijn buurman. Dat was een brok cultuur in ons dorp. In de smederij maar vooral rondom het huis lagen vele machines. Het ene landbouwwerktuig nog indrukwekkender en mooier dan het andere. Als kind keek je je ogen uit.

De geur bij het beslaan van paardenhoeven hing dagelijks rondom de smederij en de Godvers…van smid Arie, waren tot ver in de omgeving te horen.
Ook zie en vooral hoor ik nog de eerste (zelfgemaakte!) tractor van Hans Blom door Esteren tuffen. Het was een langzaamloper met een heel groot aandrijfwiel, zover ik me kan herinneren.

Net zoals smid Arie v.d. Linden waren er nog meer markante figuren in Escharen. Ik denk aan: Hent Willems, gemeentewerker, kolenboer Piet v.d. Heijden, boer Haske v.d. Heijden, Moeke de Brouwketel, Cato van Raay, mulder Toon v. Iersel, timmerman en caféhouder Piet Peters, Toon van Sambeek en boer Tien Schraven. Ook Janus Kuijpers als koorzanger hoor ik nu nog zingen. Hij sloot steeds elk lied omdat hij steeds een woord achter liep op de rest van het koor.
Markant waren zeker ook Pastoor Stevens en Meester Bongaards. Voor mij twee personen die niet altijd objectief waren. Zij zorgden voor zeer pijnlijke momenten. En ik denk niet alleen voor mij.
Ik vergeet nooit dat ik op school moest nablijven voor iets wat ik absoluut niet gedaan had. Wat was ik kwaad!

Als kind moesten we vroeger voor in de kerk gaan zitten op de beruchte bankjes en o jee, als je eenmaal om durfde te kijken. Ook moesten we nog regelmatig gaan biechten. Dagen piekerde ik me rot. Wat moest ik toch zeggen. Tot slot toch weer hetzelfde deuntje. Want vertellen wat je echt gedaan had, dat durfde je niet. Wat zou de pastoor dan wel niet doen!

 

Zeker ook een markant figuur in Escharen was mijn vader, Toon Opsteegh. Vader van tien kinderen. Steeds hardwerkend van ’s morgens 6 uur tot middernacht of nog later. Op het land met zijn koeien, varkens, kippen en konijnen. Op de melkfabriek in de Reek en later in Cuijk. En daarnaast ook nog kassier van de Boerenleenbank.

Zittingsuren kende men niet. De bank was zeven dagen in de week open van ’s morgenvroeg tot ’s avonds laat. Desnoods tot na middernacht telde Toon alles nog eens na om de kas tot op de laatste cent kloppend te krijgen. Een telmachientje had hij niet dus alles moest uit het hoofd.
Vader was een sociaal denkend kassier. Als een klant de hypotheek niet kon betalen omdat er net een koe was gestorven dan zei Toon: ” Geen probleem, dan sla je het maar een maand over”. Vader was een soort ombudsman, een steun en toeverlaat voor vele mensen.

Bijzonder was zijn zwak voor de mensen die het moeilijk hadden. Die ziek waren of arm. Bij nacht en ontij kon men bij Toon aankloppen. Wie in het dorp kende Toon niet. Zelfs de kinderen op school. Want voor hen was Toon, mijnheer Spaargaren.

 

Wat mij ook is bij gebleven is de grote afstand tussen katholieken en protestanten. Ook in Escharen. Zover ik mij kan herinneren was iedereen in Escharen katholiek op één gezin na, Familie Klomp. Zij woonden aan de St. Machutusweg tegenover Hent Willems. Als kind kende ik de feiten niet, maar deze familie werd genegeerd en als slecht afgeschilderd. Wij kinderen werden bang gemaakt voor die ‘heidense’ mensen. Gelukkig bestaat dit niet meer.
De katholieke kerk had vroeger toch iets beklemmends. Ik noemde al het biechten maar andere voorbeelden zijn: Elke zondagmorgen naar de H. Mis en ’s middags om 3 uur naar het Lof. Twaalf uur voor het communiceren, niet eten en drinken. En de catechismus leren.

Maar ook waren er positieve en mooie dingen. Wie kent nog de Sacramentsprocessie? Het dorp werd versierd met geel/witte vlaggetjes. En de bruidjes strooiden de zelfgemaakte confetti tijdens de processie uit op straat.

Wie weet er nog het paasvuur? Met Pasen werd ergens in of buiten het dorp een grote 

brandstapel gemaakt. Vele dorpsgenoten trokken in de avond hier naar toe om samen te genieten van dat prachtige schouwspel.

Ook bijzonder vond ik het feit dat onze oud-pastoor v. Haaren zo meeleefde met de voetbalclub. Regelmatig stond hij ons geestelijk bij door tijdens de rust van de voetbalwedstrijd bij Moeke de Brouwketel in de keuken, ons aan te moedigen en succes te wensen.
Nog langer is het geleden dat er in ons dorp een jonge pater uit Wijhe met de naam Leemrijze, de pastoor assisteerde. Wat was dat een fijne vent! Altijd vol aandacht voor ons, kinderen, en regelmatig was hij met ons aan het voetballen. Hoe zou het met hem zijn?
Natuurlijk was ook de St. Machutusviering met Pinksteren in ons dorp heel bijzonder. Als kind zag je vooral uit naar de speelgoedkraam, die dan geplaatst werd bij de kerk. Met een ballon, een schietgeweer of een windmolentje, ging je dan weer dolgelukkig naar huis.

 

Voor mij heeft het voetbal als een rode draad altijd mijn leven beïnvloed. Als klein jochie wilde ik al meedoen. Dat mocht, maar dan was ik wel ballenjongen. 

Een dag om nooit te vergeten was zeker ook de dag dat ik voor de eerste keer het rode shirt met witte kraag aan mocht doen. De kleuren van de voetbalclub met de mooiste naam ter wereld: Estria! Wat was ik trots.
Ik zou er een boek over kunnen schrijven, zo intens beheerste voetbal mijn leven.
Met mijn vrienden voetbalden we trouwens altijd en overal. Bij Frans Cruijsen, voor het eierpakhuis, op het plein voor café/winkel v. Raay, bij Theo Peeters achter in de wei. Ook in de weien links en rechts van de Raambrug werd gevoetbald en desnoods op straat.

Nog steeds kan ik het niet laten en huppel ik bijna elke zaterdag achter die steeds onwilligere bal aan. Hoe lang nog?

 

 

Harrie Opsteegh, Esterse Minipers, maart 1999.