verslag Commissaris 1896 - 1922
Tussen 1896 en 1925 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie.
Hieronder een verslag van zijn werkbezoeken aan Escharen. (bron BHIC)
Den 13den Augustus 1897 bezocht ik de gemeente, ik reed van Cuijk over Grave naar Escharen; vandaar naar Velp, vervolgens naar Grave en uiteindelijk naar Nijmegen. Op de grenzen van Gassel en Escharen vond ik eene eerenwacht van ± 30 paarden, onder commando van den wethouder Peeters. Zij begeleidden mij naar het Raadhuis te Escharen, alwaar ik den burgemeester en den anderen wethouder vond.
Ik besprak met hen in de eerste plaats de klacht der inwoners van Mill (Zuid Carolina) omtrent de waterlossing van de Dellen. De burgemeester hield met klem van redenen staande, dat het onmogelijk was, om het water van ‘de Dellen’ door de Langenboom te laten loopen; het water van Zuid Carolina kon daar wel ontvangen worden, maar dat van ‘de Dellen’ hoorde daar niet tehuis, en zou daar veel overlast veroorzaken. Met geringe kosten zou echter eene waterlossing van ‘de Dellen’ kunnen gemaakt worden naar de waterleiding, op de grens van Zeeland en Escharen; daar waren nl. twee waterleidingen naast elkaar door een dijk gescheiden; de waterleding op het gebied van Escharen kon gemakkelijk het water van ‘de Dellen’ ontvangen; de burgemeester zeide daartoe c.q. zijne medewerking toe.
Verder hoorde ik eindeloze klachten over het Waterschap van de Raam; de gemeente gaat procederen om geen polderlasten te betalen. Ik raadde dat af en beval hen ten sterkste gemeenschappelijk overleg aan, daarmede kwam men oneindig veel verder, dan door vele kosten van een proces te spenderen, en veel haat, twist en tweedracht te zaaien. Het scheen mij toe dat het Dagelijks Bestuur wel naar mijne woorden wilde luisteren. De groote oppositie tegen de Raam wordt te Escharen gevoerd door den gemeentesecretaris Jacobs, deze man schijnt daar alvermogend. Ik sprak hem slechts even, hij was wel op het gemeentehuis maar hij was ziek, zoodat Klasens zelfs geen behoorlijk onderzoek naar den toestand van den gemeente-administratie kon instellen, doordat het voor den dag halen den stukken den secretaris te zeer vermoeide.
Gerardus Arnoldus van Hooff,
pastoor te Escharen van 1894 tot 1911.
De pastoor te Escharen, Van Hooff, geboortig van Oirschot, is daar eerst sinds drie jaar. Hij beweerde omtrent het Raamwaterschap niet op de hoogte te zijn, desniettegenstaande sprak hij er een half uur over, en deed zich als een kwaadaardig opposant kennen. Ik vrees dat tengevolge van den invloed van den pastoor, de oppositie tegen het waterschap te Escharen zal toenenemen.
Te Grave nam ik de uitmonding van de Raam in de Maas in oogenschouw, de gemeente Grave moet de uitwateringssluis onderhouden.
Aan ‘de Langenboom’ onder deze gemeente is een klooster der Dominicanen.
De gemeentesecretaris was tijdens mijn bezoek aan Escharen ziek, dientengevolge was het onderzoek der gemeente-administratie zeer moeilijk. De witte vakken in de registers van den burgelijken stand waren niet aangestreept, geen alphabetische klapper op de bevolkingsregisters en geen register van gevestigden.
Als B.en W. de kas van den ontvanger opnemen, sluiten zij het kasboek niet af. Het vergunningsrecht was veel te laat betaald, door 2 kroeghouders eerst op 29 mei, de rechten wegens verrichtingen door den ambtenaar van den burgelijken stand werden niet op kwartaalstaten verantwoord.
Den 29 april 1902 kwam ik weer in de gemeente. Ik reed van Cuijk over Beers en Gassel naar Escharen, en later langs denzelfden weg terug naar Cuijk.
Secretaris Jacobs is overleden, voor twee dagen is juist zijn opvolger benoemd, een zoon van de wethouder Peeters. Een jongen die het kleine seminarie heeft afgelopen maar geen roeping gevoelde om geestelijke te worden.
De jonge Peeters weet niets van wat een secretaris moet kunnen, de secrataris van Grave, Bodenstaf, moet hem daarin onderwijzen.
Audiëntie verleend aan Pastoor van Hooff, deze vroeg of ik hem wilde steunen, aan de gemeente gevraagde bijdrage van eene door hem opgerichte onderlinge brandverzekering te Escharen. Hij had juist die vereniging voor onderlinge brandverzekering opgericht, maar mist vooralsnog kapitaal, om uit te betalen wanneer brand kwam. Ik zeide hem dat hij maar niet bij de gemeente moest aankloppen, dat ik hem niet wilde steunen, daar was genoeg gelegenheid om zich te verzekeren, bij alle maatschappijen en laatstelijk bij de Boerenbond.
Daarna verscheen waarnemend hoofd der school, de Heer Fransen, iemand die 14 jaar frater was geweest en net uit de orde ontslagen was. Hij was sinds 6 weken los van zijn orde, en sinds 14 dagen in functie als waarnemend hoofd. Hij hoopt zeer op een benoeming als gewoon schoolhoofd, dan kan hij met zijn moeder (thans te ’s Bosch) samen gaan wonen.
Escharen heeft twee scholen, eene, de hoofdschool met 32 kinderen in het dorp, en eene met 79, allen uit de gemeente, te Hooghal. Eene zusterschool is er niet.
De inwoners van Escharen zijn weinig vermogend, slechts de namen van 5 hunner komen voor onder de aanslagen voor vermogensbelasting. De broodzetting is er ingevoerd om de unfaire concurrentie die van bakkers uit … tegen te gaan, deze bakkers lieten brood verre boven de waarde te Escharen slijten. Door de broodzetting is daar een einde aan gemaakt.
Den 17 maart 1905 kwam ik weer in de gemeente. Ik reed van uit Cuijk heen, bezocht denzelfden dag Gassel en Grave en ging toen per rijtuig naar Cuijk terug.
Op mijn audiëntie verscheen niemand dan Franssen, hoofd der school te Hooghal. Hij staat daar alleen voor 86 kinderen. Het gemeentebestuur trachtte tevergeefs de onderwijzersvacature aan te vullen. Fransen heeft zijn moeder nog zich. Kort nadat hij uit de orde der Tilburgsche fraters getreden was, is hij gehuwd, dat moest wel omdat er iemand moest zijn om zijn huishouden te doen. Hij heeft geen kinderen.
De gemeente ontvanger Linders heeft zich juist van kant gemaakt en is voor twee dagen begraven. Toen Verdijk mij mededeelde dat secretaris Peeters zijne zaken goed in orde had, vond ik daarin aanleiding B. en W. Aan te raden, Peeters tot ontvanger te benoemen. Met het tractement van ontvanger mede zou hij dan een redelijk bestaan hebben.
Alle gronden onder Escharen staan op het oogenblik weer onder water. Men is er nu voor (althans B. en W.) om het verbeterplan van den opzichter Hamers uit te voeren.
Deswege werd in 1902 eene vergadering gehouden op het raadhuis te Mill. Cuppen, secretaris van Mill, voorzitter van den Raampolder, had een verdeling opgemaakt van de kosten:
Escharen met 1970 H.A. 10%
Gassel 690 7%
Beers 590 7%
Haps 1480 11%
Beugen 2880 10%
Wanroij 2700 10%
Zeeland 3130 15%
Mill 4000 18%
Grave 170 6%
Oploo 2880 5%
99%
uit ECHO: september 1904
Toen er nog 1% te kort kwam, nam Escharen dat nog voor zijne rekening. Aldus het verhaal van den burgemeester van Escharen.
De leden van den gemeenteraad wonen goed over de gemeente verdeeld: drie wonen er in de kom, een op de Lage Peel, een te Zandvoort, een op de Bolt (op de grens van Velp), en een aan de Lange Boom.
Het Kroondomein (rentambt Nijmegen) heeft vijf grote boerderijen in Escharen, ze liggen aan elkaar en heten Zandvoort (gehuurd door raadslid Claassen), Hooghal (2 boerderijen), Schaapsdijk en Lucht. Alle pachters zijn katholiek.
Aan B. en W. ernstig in overweging gegeven om een gedetailleerde staat aan te leggen omtrent cultuur en exploitatie enz. van ieder afzonderlijk perceel.
Gemeente heeft een zoogenaamd ziekenhuis, eene boerderij werd voor geringen prijs verhuurd, onder voorwaarde, dat huurder twee kamers niet gebruikt, in die kamers moeten dan de eventuele zieken door dien huurder verpleegd worden.
Eene regeling omtrent uit nood geslacht vee bestaat niet.
Te Hooghal wordt aan drie kinderen herhalingsonderwijs gegeven, te Escharen meldden zich geene leerlingen aan.
Het parochiaal armbestuur heeft wel fondsen, maar men merkt daarvan niet veel, het algemeen armbestuur heeft ± f500 inkomen, en kan zich daarmede vrij wel bedruipen.
De Jezuiten uit Velp hadden in Escharen eene boerderij, Rustendaal. Het huis werd afgebroken en in plaats daarvoor werd een groot huis gebouwd. Een paar malen in de week gaan de studenten uit Velp naar Rustendaal, daar loopen ze in de bossen en weiden, spelen biljart of vermaken zich op andere wijze. Een paar fraters met een kar met mondbehoeften gaan dan van uit Velp mede. ’s Avonds wordt het huis weer gesloten (het blijft dan ledig staan) en keren de studenten naar Velp terug.
Paters Jezuïten op Campagne de Russendaal.
Den 6 april 1909 kwam ik weer in Escharen, ik reed er van af het station Ravenstein heen, bezocht daarna Gassel en Beers en nam te Haps den trein Boxtel-Den Bosch.
Voor mijn audiëntie had zich alleen pastoor van Hooff aangemeld. Ditmaal zat ik aangenaam met hem te praten, hij begreep nu, en erkende dat ook, dat de Heeren in Den Bosch niets anders beoogen dan het welzijn van de betrokken streek, en dat zij zich daarvoor veel zorg en moeite getroostten.
Er moet weer een nieuwe school met onderwijzerswoning gebouwd worden, thans te Hoog hal, de school daar is te klein. Vermoedelijk wordt die school verplaatst naar Lange Boom. Dat komt het beste uit met de kinderen, die thans veel tijd verliezen met heen en weer loopen. Men ziet zeer tegen de kosten op. Ik heb den secretaris laten binnenkomen en heb hem gezegd, hoe hij een request van de Hooge Regering moest ontwerpen ter verkrijging van een buitengewoon Rijksubsidie in den schoolbouw.
Franssen, vroeger frater, daarna schoolhoofd te Hoog Hal, pleegde onzedelijke handelingen met de kinderen, zat daarvoor een maand in voorarrest te ’s Bosch, en word van rechtsvervolging onstlagen omdat men hem ontoerekenbaar achtte, hij nam ontslag als hoofd der school.
Er is nog geen staat omtrent de exploitatie der gemeentelijke bezittingen, de secretaris beloofde mij er direct een te zullen aanleggen.
Veldwachter, gepensioneerd brigadier der marechaussee, wil ’s Zondags aflezen, hij zal mij dat schriftelijk vragen.
De Jezuïeten in spe uit Velp komen twee keer per week een heelen dag naar Rustendaal, zij zijn dan uitgelaten vroolijk en hebben een plezier als zes.
Met B. en W. ben ik de nieuwe school in de kom gaan zien, een tweeklassige school, die er zeer goed uit ziet. Daarna de nieuwe, nog niet betrokken, woning van het hoofd der school, zeer netjes en goed afgewerkt. Jammer dat de tuin niet wat groter is. Een groot bezwaar acht ik de berging van de brandweerspuit, in eene lokaliteit tegen de woning van het schoolhoofd aangebouwd. Die spuit moet door den tuin, alvorens op den openbaren weg te komen, dat kan een bron worden van veel ongenoegen.
Geneeskundige armenverzorging is thans opgedragen aan Dr. Canters uit Grave, den opvolger van Dr. Wilbers.
In 1908 een typhus geval, de lijder was te ziek om naar de gemeentelijke inrichting te worden overgebracht, gemeente liet toen twee liefdeszusters uit Breda komen, deze verpleegden den zieke te zijner huize.
De Raam wordt in 1909 in orde gebracht, zal f 16.000 kosten, waarin provincie 50% en Rijk 25% betaalt, men betreurt het thans dat de zuinigheid de wijsheid bedroog, en dat men het kleine verbeteringsplan zal uitvoeren. Het groote waarbij de Raam tussen twee hooge dammen word gelegd zou f 8.000 meer gekost hebben, dan zou men hem op de Maas langer hebben kunnen lossen, en bij val op die rivier weer eerder water op de Maas hebben kunnen kwijt raken.
Den 11 April 1913 bezocht ik Linden, Gassel en Escharen. De jonge burgemeester maakt mij een goeden indruk, hij schijnt goed overweg te kunnen met zijne wethouders. Op den duur vrees ik dat hij veel moeite zal krijgen met zijn pastoor, daar is nl. sinds een half jaar geplaatst de Heer de Groot, de lastige pastoor uit Loosbroek. Naar ik aan Van Hövell begreep, waren er reeds vele teekenen, die er op wezen dat hij moeilijkheden krijgen zal.
Er wordt nogal getrouwd, dientengevolge wordt er ook nogal gebouwd, de bouwverordening wordt goed gehandhaafd.
Bij Raadvergaderingen is er nogal eens stemming, van Hövell werd bij candidaatstelling gekozen, raadsleden wonen goed over de gemeente verspreid.
Gemeente moest nogal onkosten maken, eerst school en schoolhuis te Escharen, toen school en schoolhuis te Lage Peel. Ik nam B. en W. in mijn auto en ging met hen school en schoolhuis aan de Lage Peel kijken. Hoofd der school is Kuppeveld, hij maakt een bijzonder goeden indruk. Hij heeft de landbouwakte en beweegt zich veel in de richting van grondverbetering, hij had er veel plezier in mijn zijn proefveld met prachtige rogge te toonen, uitsluitend behandeld met kunstmest, zag er veel beter uit dan de rogge die er vlak naast stond, een dat reeds zes jaren in kultuur was en veel stalmest kreeg.
.
Ook het raadhuis is pas in orde gebracht, nieuwe kap en van binnen wat verbouwd, van Hövell had er veel plezier in mij alles aan te wijzen.
Er wordt veel werk gemaakt van de waterleidingen, dat is ook wel nodig omdat de Peeldam het water keert, en men daardoor licht overlast van water heeft. De Raam wordt uitstekend onderhouden.
Men heeft veel nut van het Groene Kruis te Grave, de meeste ingezetenen zijn daar lid van, gemeente steunt het Groene Kruis jaarlijks met f 10.
Voor herhalingsonderwijs is nog al veel liefhebberij. Landbouwonderwijs wordt trouw gegeven, zowel een groote algemene cursus, als een speciale cursus voor bemesting, paardenkennis enz.
Armoede wordt er niet geleden, alleen eene weduwe wordt op het oogenblik bedeeld.
Aan de wagendienst Cuijk-Grave v.v. heeft men niets, de wagendienst loopt niet door de kom.
In eene kleine coöperatieve roomboterfabriek (handkracht) wordt de melk van 100 koeien verwerkt.
Den 9den Augustus 1918 bezocht ik per auto van uit Grave de gemeenten Grave en Escharen.
Den goeden indruk, dien ik bij gelegenheid van mijn bezoek in 1913 van burgemeester van Hövell kreeg, werd ten volle bevestigd. Hij toonde zich goed op de hoogte van de verschillende zaken welke ik ter sprake bracht, blijkbaar geeft hij zich veel moeite. Vooral op het gebied van gemeentelijke ontginningen gevoelt hij zich op zijn eigen terrein.
De heer F.A.J. baron van Hövell tot Westerflier, burgemeester der gemeente Escharen.
In het najaar van 1917 plantte hij 240.000 dennenplantjes, in het voorjaar van 1918 weer 240.000, bovendien 2000 Canada’s. Langs de wegen plantte hij Amerikaanse eiken, beuken en iepen, de weg van Escharen naar Grave werd met Amerikaanse eiken bezet.
Hij heeft echter veel last van straatschenderij, jongens uit Grave die heesters lostrekken of afbreken. Niettegenstaande ene hooge premie werd uitgeloofd, mocht het nog niet gelukken een van die straatschenders te snappen.
Het register van de ontginningen met de daarbij behorende kaart is bepaald keurig in orde.
Voor staatsboschbeheer voelt de burgemeester niet veel, hij behoudt liever zijne vrijheid van handelen.
Al dat ontginnen kost reuzen geld. Terwijl er vroeger geen hoofdelijke omslag was, wordt thans een omslag geheven van 4 ¼%, de 50 opcenten van het personeel werden echter afgeschaft. Geen wonder dat er in den Raad dikwijls oppositie gevoerd wordt tegen al dat poten en planten.
Escharen heeft aanzienlijk bezit aan broekgronden, aanvankelijk is van Hövell ook begonnen met die gronden te ontginnen en te exploiteren. Hoewel het resultaat bevredigend was, doet hij dat thans niet meer, hij verhuurt de broekgronden thans voor zes jaren, dan worden ze door de huurders gescheerd en ontgonnen.
Directeur van het levensmiddelenbedrijf is de secretaris, deze ontvangt daarvoor f 600, de zaak marcheert goed.
De Raam doet nog veel kwaad, van af het kasteel Tongelaar wordt de Raam, de Ottersgraaf en de Biestgraaf door de Raam Commissie onderhouden, de Raam tot aan Grave.
In hare laatste vergadering besloot de Raam Commissie om in het vervolg de Roode Beek en de Hooge Raam ook te schouwen. Door de vele ontginningen is de Raam niet in staat al het afvloeiende water te verzetten, en worden vele goede gronden geïnundeerd. Nog liever zou men zien dat het kanaal ontwerp Grave-Oss tot stand kwam, dan kon de Raam daarin afvloeien.
De invloed die van het landbouwonderwijs van Kuppeveld, hoofd der school te Lage Peel, uitgaat, is groot.
De coöperatieve handkracht boterfabriek te Escharen is opgedoekt, de melk gaat thans naar de coöperatieve Stoomzuivelfabriek te Gassel.
Voor de aansluiting van Escharen aan zijn locaal spoorwegennet vraagt Voorhoeven f 80.000. Hoewel men het bedrag exorbitant hoog vindt zal men het toch beschikbaar stellen, indien voor geen minder bedrag een locaal spoorweg te krijgen zou zijn.
Den 3 juni 1922 bezocht ik van uit Cuijk de gemeente Escharen en Gassel.
De woningnood is hier niet groot, geen vereniging tot bevordering van de volkshuisvesting. Vijf woningen werden gebouwd met Rijkspremie.
Bij de laatste Raadsverkiezing kwamen er vier nieuwe raadsleden. Wethouder Bardoel woont in Escharen, de andere wethouder met de vijf andere Raadsleden wonen over de Raam (Lage Peel, Langeboom) Die mensen hebben meer relatie met Mill dan met Escharen, ze gaan in Mill in de winkels enz. Desniettegenstaande zijn ze in den Raad heel geschikt. Burgemeester v. Hövell is in de Lage Peel enz. even bemind als in Escharen. Partijschappen zijn er in de gemeente helemaal niet.
In de natte jaren heeft men schade van het Peelwater. Men hoopt dat daarin verbetering zal komen als de stuw in de Maas bij Grave klaar zal zijn. Men hoopt dat daarachter de waterstand in de Maas zal verlagen, en men het Peelwater dan via de Raam en de Horsenschegraaf te Grave in de Maas zal kunnen loozen.
In het vluchtkamp te Uden kocht men een goede brandspuit, verder heeft men nog een paar oude kleine spuiten.
Vrijwillige Landstorm, ± 1915, zittend linksonder; Jan Paters.
Veel liefhebberij voor burgerwacht en vrijwillige landstorm, goede schietbaan op de grens met Reek.
Uitvoering lager onderwijswet 1920 zal gemeente zoo goed als niets kosten, de zaak blijft zoals het was.
Schoolhoofd Kuppeveld te Lange Boom gaf een twee jarige landbouwcursus, bij het eindexamen kregen van de 30 leerlingen slechts twee het verlangde diploma. Landbouwleeraar Lips lette vooral op de practische bekwaamheid, zijn opvolger, de Heer Dekkers, vraagt in de eerste plaats naar de theorie, al die formules had Kuppeveld niet aan zijn leerlingen geleerd.
Fragment van de oorspronkelijke tekst, die we letterlijk hebben overgenomen. Soms was het handschrift van de Commissaris echter zo onduidelijk dat we het niet konden ontcijferen.